In de moderne kippenhouderij worden grote aantallen kippen gehouden, die relatief efficiënt voer omzetten in eieren en kippenvlees. Eieren zijn efficiëntere en daarmee duurzamere voedingsmiddelen voor de mens dan (kippen)vlees. Kippenvlees is weer duurzamer dan rund- of varkensvlees: voor 1 kilo kippenvlees is minder voer nodig dan voor 1 kilo rund- of varkensvlees. Een snelgroeiende kip heeft maar 2 kilo voer nodig om 1 kilo te groeien. Daardoor legt het houden van kip minder beslag op landbouwgrond en waterreserves. Kippenvlees is ook klimaatvriendelijker dan varkens- en rundvlees. Van alle soorten vlees belast kip kortom het milieu het minst. Wel belast kip het milieu meer dan plantaardige eiwitbronnen, zoals peulvruchten.
Behalve voordelen, zoals zeer goedkoop vlees en eieren, is er ook discussie over sommige aspecten van de kippenhouder, met name op gebied van milieu, dierenwelzijn en smaak. En daardoor zijn kippen nog wel eens in het nieuws of onderwerp van acties.
Volgens milieuorganisaties gaat het houden van relatief veel kippen op een klein oppervlak, gepaard met ammoniakuitstoot, fijnstof en overbemesting. Ze wijzen ook op de nadelige milieugevolgen van de productie van veevoer voor de kippen, zoals ontbossing en bodemerosie in landen van herkomst zoals in Zuid Amerika. Dierenwelzijnsorganisaties vragen aandacht voor de huisvesting van de kippen, vinden dat kippen meer levens- en scharrelruimte nodig hebben, ingrepen als snavelkappen bij legkippen voorkomen moet worden en dat bij de vleesproductie traag groeiende rassen gebruikt moeten worden. Vanuit de volksgezondheid zijn er zorgen over het antibioticagebruik in de veehouderij.
‘Plofkip’
In de media en het dagelijks taalgebruik is de laatste jaren sprake van ‘plofkippen’. Dat is een term bedacht door voedseljournalist Wouter Klootwijk, om het snelle tempo waarin de vleeskuikens groeien aan te duiden: in ongeveer vijf weken van kuikentje van 40 gram, naar een kip van 2,3 kilo. Die snelle groei veroorzaakt volgens het onafhankelijke Voedingscentrum de volgende problemen:
Stress: Vooral als de kuikens zwaarder worden, hebben ze beperkte ruimte. Ze kunnen dan niet meer zo goed rondscharrelen of in strooisel krabben of pikken. Ook kunnen ze het erg warm krijgen. Dit levert ze veel stress op. Daardoor worden ze sneller ziek en herstellen ze minder goed van infecties.
Gezondheidsproblemen: Door hun snelle groei en hoge gewicht krijgen kuikens vaak gezondheids- en welzijnsproblemen. Ze kunnen niet meer zo goed stofbaden nemen of hun vleugels uitslaan. Soms lopen ze moeilijk of kunnen ze niet meer op hun poten staan. Ook kunnen ze ‘doodgroeien’ (plotseling sterven door acute hartstilstand). Andere problemen zijn wonden aan de poten en ascitis, een dodelijke ziekte veroorzaakt door zuurstofgebrek. Gemiddeld sterft elke week 1 procent van het aantal kippen, in de mestperiode (In een gemiddelde reguliere stal met 100.000 kippen, gaat het dan dus om wekelijks duizend kippen).
Honger: De vleeskuikens waarmee nieuwe vleeskuikens worden gefokt, mogen niet zo snel groeien als hun kuikentjes, want te zware ouderdieren kunnen zich niet goed vermenigvuldigen en gaan vroeg dood. Maar omdat ze wel op voortdurend veel vreten zijn gefokt, hebben ze permanent honger tot aan hun slacht, als ze zo’n 17 maanden zijn.
Wettelijk verbod en innovatie.
Ook de wetgeving is aan verandering onderhevig, zo is de klassieke ‘legbatterij’, die in de jaren zestig nog vol trots werd getoond als innovatie (zie dit filmpje) inmiddels verboden voor het houden van legkippen in de EU.
Als reactie op de discussies rond kip, is er meer aandacht ontstaan voor langzamer groeiende rassen, meer afleiding, lagere bezetting in de stal en het geven van een al dan niet overdekte uitloop. Deze aspecten vormen vaak een onderdeel van de regels van de belangrijkste keurmerken en merken en bieden de consument daarmee keuze.
Daarnaast ontstaan er ook innovatieve nieuwe stalsystemen. Denk hierbij aan legkippen die gehouden worden in een zogenaamde Rondeelstal en vleeskuikens in een Windstreekstal.