Runderen stammen af van de oeros, die oorspronkelijk in het Midden-Oosten leefde. Ruim tienduizend jaar geleden begonnen mensen deze oerossen te houden en te fokken, waarbij ze selecteerden op gewenste eigenschappen. De oeros zelf is sinds de Middeleeuwen uitgestorven.
Kuddedieren
Koeien zijn kuddedieren: ze voelen zich het meest koe als ze samen met soortgenoten zijn. Een kudde is een groep van dieren van alle leeftijden die elkaar kennen, die bij elkaar willen blijven en waarvan de individuen tegelijk hetzelfde willen doen. Dus samen grazen, samen liggen en herkauwen, met zijn allen met de kont in de wind staan. Wilde grazers leven in groepen van enkele tientallen tot enkele honderden dieren, al vormen zich in het laatste geval meestal wel subgroepen. Binnen een kudde hebben de dieren een rangorde. Als ze genoeg ruimte hebben, gaan dieren met een lagere rang de kuddegenoten met een hogere rang uit weg en komt het niet tot aanvallen en verwondingen. Tegelijkertijd blijken er onder koeien vriendschappen te bestaan: bevriende koeien liggen bij elkaar, lopen samen op en likken elkaar. Als ze gescheiden worden, worden ze onrustig. Stieren leven meestal los van de ‘vrouwengroepen’, behalve als een koe tochtig (=vruchtbaar) is, dan zoeken stier en koe elkaar op.
Koe en kalf
In de veehouderij moet een koe jaarlijks een kalf krijgen om melk te blijven geven. Onder natuurlijke omstandigheden zoekt een koe vlak voor de bevalling een rustige, beschutte plek. Het kalf blijft daar na de geboorte nog enkele dagen. Daarna wordt het door de moeder mee naar de kudde genomen, waar de andere koeien het kalf nieuwsgierig besnuffelen. In de natuur blijft het kalf 7 tot 11 maanden bij de moeder. In de melkveehouderij worden de meeste kalveren binnen een dag na de geboorte bij hun moeder weg gehaald. Dat gebeurt onder andere om economische redenen, ziekte-overdracht tussen volwassen dieren en jong te voorkomen, en omdat bij aparte huisvesting de boer de gezondheid van het kalf beter in de gaten kan houden. De kalveren krijgen dan een paar keer per dag van de boer (kunst)melk middels een speenemmer. Er zijn ook veehouders die het kalf langer bij de koe laten. De koe kan dan voor haar kalf zorgen, bouwt een relatie op en dan kan het kalf bij haar drinken wanneer het daar behoefte aan heeft.
Grazen
Koeien zijn grazers: ze eten van nature vooral gras. Met hun vier magen kunnen ze gras goed verteren, wat dieren met slechts één maag, zoals kippen, varkens en ook mensen, niet of veel minder goed kunnen. In veel gebieden van de wereld, waaronder de Nederlandse veenweidegebieden, kan vrijwel alleen maar gras groeien, waardoor het houden van koeien of andere herkauwers daar een van de weinige manieren is om voedsel voor de mens te produceren. Weidegang heeft veel voordelen voor de koe, de bodem en de boer. Maar er komt meer bij kijken dan simpelweg de koeien ‘gewoon naar buiten laten’. Het vraagt veel kennis van de boer en van de koe. In de wei vinden koeien weliswaar een groot deel van hun benodigde rantsoen, maar het aanbod in de wei komt niet altijd exact overeen met de eisen van de koe. Koeien moeten bovendien leren grazen, bij voorkeur gaan ze als jongvee al naar buiten. Naast ruwvoer (gras, kuil, hooi) krijgen de koeien aanvullend krachtvoer met ook mineralen en sporenelementen. De hoeveelheid verschilt per individuele koe en is afhankelijk van hoe lang ze drachtig is en hoeveel melk ze (moet) geven.
Behalve als plek om te grazen is de wei voor koeien prettig omdat er voldoende ruimte is om te lopen, te liggen en dominantere koeien uit de weg te gaan. Bovendien is het een levendige omgeving waar van alles gebeurt: een vogel op de koeienkop, een haas die voor de voeten loopt. De wei ligt lekker en opstaan en gaan liggen gaan een stuk makkelijker dan in de ligboxenstal. Koeien die weidegang gewend zijn, zijn in het voorjaar altijd heel blij als ze weer naar buiten mogen.
Afhankelijk van de wind en de luchtvochtigheid, functioneren koeien goed bij temperaturen tussen
-10 en +22 graden Celsius. Bij een temperatuur van 20° en een luchtvochtigheid van 60 procent tot 80 procent kan een hoogproductieve koe zich al minder prettig beginnen te voelen. Dat blijkt bijvoorbeeld uit te weinig eten, verminderde weerstand tegen ziekten en een grotere kans op o.a. klauwproblemen. Dat laatste kan optreden bij langdurig staan, wat koeien bij warm weer doen omdat ze dan makkelijker hun warmte kwijtraken. Ook geven ze bij oververhitting minder melk. Op warme dagen lopen koeien die buiten geen schaduw hebben, eerder terug naar de stal.
Ingrepen
Koeien hebben van nature horens. Daarmee ‘praten’ ze onderling, bijvoorbeeld door ze dreigend naar voren en naar beneden te buigen om andere koeien op afstand houden. Koeien hebben veel ontzag voor elkaars horens. In de huidige melkveehouderij hebben de dieren minder ruimte, zeker als de dieren op stal gehouden worden, en kunnen de horens een gevaar vormen. Op jonge leeftijd worden de kalveren daarom onthoornd. Dat moet gebeuren onder toezicht van een dierenarts die de kalveren verdooft en pijnstilling geeft. Als het verwijderen van de hoorns niet goed gebeurt kan dat erg pijnlijk zijn voor het kalf. Er zijn ook veehouders die koeien met hoorns houden. Zij geven de dieren meer ruimte en houden ze vaak in andere stallen, zoals een potstal of vrijloopstal. Deze stallen hebben een grote open ruimte waardoor de dieren elkaar makkelijker kunnen ontwijken dan in een ligboxenstal (een stal met aparte ligbedden voor elke koe).
Wist je dat:
• koeien heel goed tegen winterse temperaturen kunnen, maar dat ze ’s winters binnen staan omdat het gras onvoldoende groeit en ze anders de graszode kapot lopen?
• Koeien erg blij kunnen zijn als ze in het voorjaar weer de wei in mogen? Google eens op ‘koeiendans’.
• koeien een jaar of twintig kunnen worden, maar vanwege economische en gezondheidsredenen meestal op vijf- tot achtjarige leeftijd naar de slager gaan?
Met dank aan het Louis Bolk Instituut!
Meer weten?
Koeiendans van de koeien van John Arink